Blog-pagina

Individueel innovatief vermogen

  • 23 januari 2014

Grote hoeveelheden ideeën belanden vaak toch gewoon in diepe lades. Daarnaast sneuvelen ook vele concepten nog voor ze goed en wel zijn geïmplementeerd. De kans dat een idee het levenslicht ziet is heel klein en afhankelijk van veel verschillende factoren. Ze worden samengevat onder de noemer ‘creatief- of innovatief klimaat’.

2013-12-10 12.14.56De afgelopen decennia is er best wel wat aandacht geweest voor dit onderwerp binnen de wetenschap. De brug naar de praktijk wordt echter moeilijk gemaakt. Samen met een zeer ervaren collega, Marcus Geers, heb ik een diagnosetool ontwikkeld die inzicht biedt in het innovatief klimaat van een organisatie. Deze bestaat uit een enquete en praktische handreikingen voor verbetering. De enquete is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, de tips en adviezen op onze brede kennis en rijke ervaringen uit de praktijk.

De komende tijd zal ik in een aantal blogs de inzichten rondom een innovatief klimaat schetsen. Om te beginnen sta ik graag stil bij het individu. Mijn uitgangspunt is dat een organisatie alleen kan innoveren wanneer allereerst de individuele medewerker hiertoe zelf in staat is. Beschik je over een significante groep van dergelijke vernieuwers, invloedrijk en goed verspreid over de organisatie, dan is de basis voor innoveren gelegd.

Maar over welke kwaliteiten dient zo’n zogenaamde ‘vernieuwer’ te beschikken? T. Amabile heeft hier bijna 20 jaar geleden al een nog immer geldend drietal zeer uiteenlopende competenties voor gevonden:

  • Creatieve vaardigheden
  • Expertise
  • Intrinsieke motivatie

De eerste is met training goed aan te leren, ook de tweede kan tot op zekere hoogte geleerd worden, maar de derde betekent een bijna onweerstaanbaar sterke drang om tot nieuwe antwoorden te komen. En dat moet vanuit mensen zelf komen.

Die intrinsieke motivatie blijkt ook de belangrijkste indicator te zijn voor het innovatief vermogen. Innovatiemanagers zouden dus vooral oog moeten hebben voor dit aspect. Niet de functie of opleiding is cruciaal, maar de zeer sterke drang tot verbeteren. Deze houding is gedurende het hele innovatieproces nuttig. Je komt onderweg meer dan genoeg obstakels tegen die overwonnen dienen te worden. Een beetje extra doorzettingsvermogen kan dan geen kwaad.

Laatst kwam ik een, in mijn ogen waardevolle, aanvulling tegen op dit drietal, aangereikt door R. Helson:

  • Openheid tot experiment

Combineer die intrinsieke taakmotivatie aan de wil om nieuwe situaties te onderzoeken en je  voegt een turbo toe aan het individueel innovatief vermogen.

Het spreekt vanzelf dat een organisatie die graag wil innoveren ook de middelen beschikbaar moet stellen om tot het gestelde doel te komen: tijd, geld en materiaal. Om daarmee alvast wat context te geven voor die essentiële individuele attitude ten aanzien van innoveren. De volgende blog gaat dieper in op die context.